Dag sensitieve bondgenoot,
Herinner je je de scène uit de film ‘De kleine Zeemeermin’, waar Arielle haar stem weggeeft in ruil voor een stel benen? Dat is haar wens. Want slaan met je staart heeft geen enkele zin en dus ook al heeft ze zoveel gevonden hier in de zee, wil ze meer.
Dus haar wens is om net als een mens bij hen te zijn. Omhoog wil ze.
En dat brandend verlangen brengt haar naar het moment waar het gebeurt. Ze begint te zingen en samen met haar klanken verlaat een blinkend goud klompje haar wezen en valt in handen van de bulderend lachende zeeheks. Ze geeft zichzelf, haar pure essentie, dat wat haar zo haar maakt weg. En de vibe die er dan uitbreekt laat meteen zien dat het in de praktijk niet zo’n goed idee is om dat te doen.
Ik heb die film echt wel 100 keer gezien als klein meisje.
En deze week dacht ik er terug aan, toen ik aan een metgezel deze volgende woorden voorlas (die iemand mij eerder die dag had doorgestuurd omdat ze vond dat die bij mij mochten landen):
Too many of us have tried to tone down our weirdness for friends, partners or family only to later learn we were suppressing the best things about us. There is no joy like the joy of being your strange self and finding that there are people who love you for it.
En om deze woorden nog wat kracht bij te zetten haal ik dus het verhaal van Arielle er bij – het moment van de stemoverdracht – en begin ik te zingen:
Tr -Aaaaaaa-Aaaaaa-aaaaaaaaaaaaaaaaa-aaaaaaaaaaAAAAAAAAAA -gisch.
Arielle is geen mens! Ze is een zeemeermin en zeemeerminnen kunnen nooit ten volle zijn aan land. Als ze daar ligt lui en warm op het strand zal iets in haar dat snel vertellen. Ook de stekende pijn bij elke stap die ze dan op die prachtige benen zet valt dan moeilijk te negeren.
In het originele sprookje van Hans Christian Andersen geeft de zeemeermin haar leven in zee op voor een ziel. Die ziel zou voorkomen dat ze bij sterven als zeeschuim eindigt. Hoe komt ze op het gekke idee om dat lot in vraag te stellen of om te buigen? Wel, iemand fluisterde haar in dat zielen van mensen (en dus ook van de onweerstaanbare prins) eeuwig blijven leven in de hemel. Conclusie, wanneer je vurig verlangt naar die prins, dan heb je zo’n eeuwige ziel nodig, zodus… hop naar de zeeheks.
Lang verhaal kort… de prins ziet haar (tenminste in het originele sprookje) niet zo op die manier zitten en verkiest een ander. En dat is weinig verrassend. Er is daar nog een interessante plot-twist wat die ziel betreft (maar die zal ik niet voor je spoilen).
Je ziet het van ver aankomen (behalve natuurlijk als je er midden in zit) dat wanneer je de mooiste stem ter wereld inclusief prachtig blinkende flippers met unieke afdruk inruilt voor een stel benen terwijl je geen benen-mens bent… dat je dan dik gejost bent. Dat je dan nog weinig kan doen wat echt klopt. Dat je dan maar een slag in het water slaat. Met je benen.
Zonder die stem die jou zo jou maakt, ben je immer weinig overtuigend in je zijn of in het aantrekken van eender wat. Dat is een wet van de natuur. Iets wat niet authentiek is (kort door de bocht: iets zeggen, zijn of doen wat je niet bent) is dis-congruent en voelbaar en dus onveilig en moeilijk om oprecht mee te verbinden. Resultaat geen prins.
Elke dag opnieuw kom ik (en ik niet alleen vermoed ik) in de verleiding om in kleine dingen stukken van mezelf op te geven. Te nuanceren. Te verminderen of vermeerderen. Mijn klanken, stemkleur, woorden, mimiek, tone of voice, gedacht, manier van uitdrukking. In te tomen of aan te passen. Te laten zijn. Op te geven. Weg te steken. Opzij te zetten. Een tandje minder of meer.
Elke dag krijg ik ‘foutmeldingen’ op mijn innerlijke radar met de gesuggereerde oplossing: ben ik niet beter een beetje dit of dat.
Mijn innerlijke Arielle begint bij zo’n foutmelding dan te zingen.
En gelukkig zijn er ondertussen meer hedendaagse moderne Ariellekes met stemmen als ‘I don’t need a cure for me’ (cfr Aurore) die me eraan helpen herinneren.
Ik ben een zeemeermin! Ik ben een zeemeermin. Ik kan niets doen met die benen.
En als dat moeilijk is om te doen (en dat is het soms, het vraagt om dapper zijn) bedenk ik me het volgende:
Mijn ziel is de zee.
Zeeschuim is de zee.
De zee raakt de hemel.
De zee is de hemel en de hemel is de zee.
Bezieling kent geen vaste plaats.
Is vloeiend als lucht en water.
Zien en ontmoeten we elkaar daar dan, overal, zoals we zijn, ten volle?