Dag sensitieve bondgenoot,
Gisteren struinde ik tijdens de middagpauze van een intens ‘event’ door een kasteel-domein. Een hele hoop hectaren, behuisd door oude knakkers van bomen.
De ene na de andere kanjer ontmoette ik op het pad.
Sommige kon ik aanspreken bij hun naam, anderen waren voor mij nog nobele onbekenden.
Zouden oude bomen/zielen ook meer wind vangen?
Ze toonden me hun rimpels, mijn kleine hand passend in hun levenservaring, de diepe groeven van hun stam.
Hun scheefgroei het bewijs van hoe het leven geen rechte lijn, dan wel een kronkelpad is.
De kerven die anderen maakten in hun ziel. De tekenen van zinloos geweld.
Een dode tak het open podium voor een merel met barensnood.
Deze wandeling door de bomen kwam als geroepen, want het waaide in mij. Een wervelwind van emoties, gedachten, indrukken, ideeën, zintuiglijke residu’s… die dienden uitgezwaaid.
Ik ga ze voor.
Ik loop traag en word nerveus ingehaald door een groep snelwandelaars. Ik kan niet anders dan delen van hun zinnen oppikken … “Het is altijd een resultaat van neuronen en” …
In hun rotvaart zie ik ze al verschijnen aan de overkant van het water. Hoe raakten ze daar, want daar moet ik straks terug zijn?
Wil ik daar al wel weer zijn aan de overkant. Terug naar de mensendruk?
De zwaan strijkt sierlijk het water in en start haar middag-vaartje.
De een of ander ‘wilde’ eend toont haar pluizige kroost de weg.
Er staat een boombank rond de ik weet niet hoe oude (ik wil het wel weten, maar leeftijd is toch maar een getal) kastanjeboom. Een bank dient om op te gaan zitten. En deze bank is echt indrukwekkend mooi. Van steen. Daar kan je op bouwen en vertrouwen. Ik raak haar aan. Er ligt een los stukje op. Dat neem ik als voorproever eerst in handen.
En toch doe ik het niet, ik ga er niet zitten. Ik blijf staan en kijk omhoog. De boom praat op me in. Eigenlijk heb ik liever dat je in mijn armen komt liefje.
Ik zie haar stevige takken. Het zijn op zich al zij-bomen. Stevig genoeg om dit meisje te dragen. Maar het vraagt een klim of een zetje. Mijn verstand neemt het over en zegt ‘Nee Annelies, dat is gevaarlijk en bovendien niet het moment en ongepast in dit kader, dat doen we dus best niet’.
Op het water zie ik het roeibootje dat daar ligt aangemeerd. Een metgezel grapt met blinkende oogjes bij terugkeer na mijn wandeling, “Alé Annelies, gaan we roeien?”. Ongeacht het onmiddellijk vertrouwen dat ik heb in zijn skills beslisten we dat het toch maar beter was van niet.
Elke dag stuurt moeder natuur in al zijn verschijningsvormen ons dit soort invitaties, die ik in heldere aanwezige momenten oprecht ontvang. Het innerlijk kind waar we dan naar verwijzen dat dan wakker wordt, is wellicht een volwassen ziel, misschien wel zo oud als de boom waar ik voor sta, die om wat voedsel, wat zuurstof, lichtheid en spel vraagt.
Ik vraag me af of de boom, het bootje, de zwaan, de merel… teleurgesteld zijn wanneer wij ‘grote mensen’ hun uitnodigingen in de wind slaan en wegwuiven. Wanneer er geen fysiek antwoord volgt op hun vraag. Wanneer we onze innerlijke reacties niet ‘manifesteren’.
Ik hoop dat de boom voelde dat ik er wel even was bij haar, voor een moment weg van de wereld heerlijk genesteld in haar armen.
Ik hoop dat de merel heeft gehoord hoe ik met mijn rug tegen de muur en mijn snoet in de zon en mijn pen in de hand innerlijk meezong op haar melodie en de resonantie van haar noten zo op mijn blad verschenen.
Ik hoop dat de zwaan de liefdevolle druk van mijn gewicht voelde op haar rug, hoe ik puur genoot van die vaart. En de kleine kuikens de lichte aanraking van mijn vingertoppen kroelend in hun dons.
En dat ze weten hoe ik vandaag, wanneer ik de indrukken van die dag wil verwerken door ze voor me uit te schrijven en ze te delen, niet anders kan dan over hen te vertellen.
Wat zou ik doen of zijn, op zo’n dag en alle dagen, zonder dat zij er zo voor mij zouden zijn?