Dag sensitieve bondgenoot,
Op een schone zondag neem ik mijn fiets van stal.
Ik heb een plan.
Ik weet ongeveer waar ik naartoe wil.
Ik weet ongeveer de weg er naartoe.
Tijdens het fietsen richting die ongeveer plek via die ongeveer route… herbesef ik hoe erg ik hou van ‘ongeveer-fietsen’.
Van ‘precies-fietsen’ ben ik minder fan. Waar je exact weet waar je moet zijn, op welk uur je er moet aankomen en wat je er gaat doen.
(Ik vermeld even dat mijn brein nu een zijweggetje maakt naar het woord precies. In ons lokaal dialect spreken we het uit als percies en dit woord heeft in het Vlaams niet dezelfde betekenis als in het Nederlands).
Op dit soort zijweggetjes belanden, is helemaal (precies op zijn Nederlands) wat ik tijdens het ongeveer-fietsen zo vaak aan mijn fiets heb.
Dat ik mezelf er op verloren rijd.
’t Is te zeggen, verloren is niet het juiste woord.
Op die zijweggetjes heb ik veelal de ongeveer-draad nog in handen.
Mijn innerlijk kompas draait er nog steeds en geeft haarfijn aan of de grove richting nog klopt. Het is dus niet dat het een verkeerd pad is. Ik weet hoe ik er geraakt ben en ik heb meestal ook nog altijd het punt waar ik naartoe wil voor ogen…hoewel dat voor omstaanders niet altijd zo lijkt. Ik vraag je ook niet om me te volgen… tenzij je benieuwd bent naar waar dit verhaal naar toe gaat… smeer dan je kuiten maar in en lees wat verder…
Ik moet eerlijk toegeven dat hoewel ik niet verdwaald was, ik me ergens onder weg wel de WAAROM vraag stelde.
Waarom Annelies, Waarom?!
Dat gebeurde op het moment dat ik niet kon voorkomen dat mijn geliefde niet op de situatie voorziene All Star schoentje pal in een gigantische modderplas belandde omdat ik mijn evenwicht op de fiets niet meer kon houden. Ik was met mijn niet-zo-alle-terrein-fiets vastgereden op de zijweg. Met modder, takken en bladeren in de ketting had ik mijn vurig ros al voor de tiende keer verheven over een op het pad gevallen boomstam…
Hoewel in de vastberaden blik op mijn gezicht dan nog altijd te lezen staat: ik weet exact waar ik ben, van waar ik kom en waar ik naar toe ga…
Is de waarom vraag niet minder relevant… misschien is er toch wel een gemakkelijkere route om daar te raken waar ik vandaag wil zijn?
Enfin, er was geen weg terug, ik zat er te diep in en dus trap ik lustig voort en zingend op het waarom-lied duik ik na veel vijven en zessen weer op de hoofdbaan op en zie ik het licht. Mijn bestemming komt in zicht. Op die hoofdweg zie ik ook weer de mensen.
De mensen die op een bankje zitten zien het ongetwijfeld aan mij… ‘die komt van ver en dit is precies de juiste persoon op het juiste moment om de weg aan te vragen’. Ze vragen: ‘Van waar jij komt, is er daar water? Kan je er door?’
Ik zeg: ‘Ja, daar links is het water. Daar kom je niet doorheen zonder zwembroek, maar erlangs is een dartel kronkelweggetje dat je meeneemt door het bos’.
Ik vertel het op zo’n lieflijke-ik-geef-het-vijf-sterren-manier dat ze verkocht zijn. Misschien moeten we vandaag wel eens tegen onze gewoonte in van het gekende pad afwijken en voor zo’n zijweggetje gaan.
De laatste rechte lijn naar mijn bestemming voel ik het aan mijn kiekenvel. Hier was het waar ik naar onderweg was.
Misschien staat de intensiteit van dit kippenvelmoment wel in verhouding tot de moeite die het me kostte om er te geraken?
Het is geen plek waar ik vandaag zal blijven. Als zijnde een eindbestemming die ik dan echt heb bereikt. Voor nu is het een toekomen eerder dan een aankomen.
Een prospectie. Een proevertje.
Ik hang er even rond. Ga op verkenning langs verschillende ingangswegen. En geniet ten volle van daar te zijn in dit moment, het hier en nu. Een tussenin. Hier, het enige wat echt bestaat.
En dan maak ik me klaar voor de weg terug naar huis.
Een terugweg, ergens naar terugkeren, vind ik ook altijd iets minder interessant dan ergens naartoe gaan…
Omdat de plek van aankomst zo bekend is, je thuis, je bestemming, wil je er eens je er weer terug naar toe beweegt gewoon zo snel mogelijk zijn.
En de weg ernaar toe, daar ben je ook al eens geweest. Gezien. Gedaan.
Op die terugkeer hou ik halt voor een wegversmalling, waar het pad plots ook een beetje natter wordt en waar er het gekende pijltje staat dat verleidelijk en lieflijk uitnodigend wijst naar het kronkelweggetje links.
Ik ken het zijweggetje, het ligt naast de grote gevallen reus en het zal me brengen naar het tandpijnkappelletje en van daaruit naar de door de specht doorprikte totempaal …
Ik overleg met mijn fiets die rustig op wacht staat als een paard dat al wel wat van de wereld zag onder mijn lenden.
Ik draai aan het stuur en keer weer.
Wat als ik nu eens op verkenning ga op zoek naar de gemakkelijkste route terug?
Mijn innerlijk kompas draait mee.
Richting een brede lichte ondersteunende ondergrond en een zee van ruimte om mijn blik ver vooruit te werpen.
Ik wentel me in het gemak.
Gewoon rechtendeure.
Nog even naar links op een even grote zijweg en floep, we zijn weer op het fietspad richting de Abdij. Bijna thuis.
Ik stop ook op dit gekende parcours nog regelmatig omdat het zichzelf in elk nieuw moment ook steeds opnieuw heruitvindt.
Ik ruik aan het ongekende heerlijk geurende bloemetje wiens walm de wind op kop me voortdurend in mijn gezicht vlamt.
Ik bespied de witte reiger die er zit te vissen aan de waterplas.
Het hertje in de verte dat even schrikt wanneer ze het gewicht van mijn blik op haar voelt landen.