Aangedaan door de maan

De uil slaat een paniekkreet richting de volle maan. Om haar te waarschuwen dat ze op het punt staat om over te lopen. Mijn ogen schieten open. Hoe laat is het? Shit zeg, 2u ’s nachts. 

Op elkaar geklemde kaken, schouderbladen die kraken en merken dat ik aan het werken was in mijn slaap. Verwerken zullen we het dan maar noemen om er wat zin aan te geven. 

Ik waggel naar beneden voor een portie ronkende kat. En plots zie ik de dader. Jeanneke maan. De aanstoker van mijn innerlijke onrust. 

Ze staat daar schoon en trots te blinken. Niet in het minst onder de indruk van mijn beschuldiging. Ik stoor haar in haar verschijning, mijn schim plaatsend ergens tussen haar en de zon in. Ik zie een aureool, een regenboogcirkel op het ongewassen glas van het raam. 

Ik kan niet anders dan naar haar staren en vergeef haar instant. 

Ik sta in haar glans en laat me omhelzen. Ik sta mee te blinken en stel me voor hoe de kleurenkring nu ook rond mij hangt. Een halo. Die me doordringt. 


Mijn hoofd, mijn lijf, mijn gevoel, mijn ziel zit zo vol, net als haar. Ik dreig ook over te lopen. Ik zie zoveel, het ruime plaatje en alle stappen er naartoe. Er is zoveel onaf. Nog zoveel te doen of tenminste dat maak ik mezelf toch wijs. Nog zoveel willen en verlangen dat nog niet in rust kan landen als iets wat is. Op één plek. 

Zoveel in mij dat ik het niet kan bevatten. Niet kan vasthouden. 

Megalo-maan, dat zijn wij, Jeanneke. Hoe kan jij daar dan zo rustig en roerloos doch alles beroerend staan en jouw mane-gangetje gaan? 


Ik hoor een ‘ik weet tot welk punt ik kan gaan’. 

En ja tuurlijk. Na het vullen, neemt ze zichzelf weer stukje bij kwartje af. Ontleedt ze het geheel. Keert ze terug naar start en begint opnieuw. Nieuwe maan en nog een rondje gaan.  

Dat beeld helpt. 

Om de stukjes van het volle weer even terug af te lopen. Om niet over te lopen. Om niet over te spoelen en weg te lekken en zo langzaam te verdwijnen in de oneindige ruimte. Een lekkend spoor van maantraan. 

Rustig een terugblik, een terugkeer en bij het afgaan tot aan het nieuw, één partje te kiezen, dat zich mag vullen. Dat mag wassen. De wassende maan die dan de onrust verschoont stukje per beetje. Een altijd onaf want een altijd heen en weer, in eb en vloed. 

Een maan die zich in elk stukje vervult, zichzelf steeds weer opnieuw uitvindt, zichzelf elke ronde weer creëert. Elke cyclus weer en een vertrouwen op de kringloop en de tijd.


Met deze heen-en-weer-beweging keer ik weer naar bed. 

Ik sluit de deur. Een schamele poging om je licht buiten te sluiten alsof jouw aantrekking dan zou verminderen. Als schuilen voor een atoomkracht achter een velletje papier. 


Dus schrijf ik dan maar over jou in het holst van de nacht. 

Het holst een huls voor mijn woorden. 

Je giet jezelf in me als een glas volle melk. Tot wat je me te zeggen hebt uit mijn pen is gefloept. Tot je jezelf vloeibaar maakte door mij, je maansporen op papier. 


En dan word ik weer rustig. Met je armen om me heen. 3 u zegt de klok. 

Je bent maangek Annelies, denk ik nog, wat bezield je om te schrijven in het midden van de nacht. 

De maan heeft het me aangedaan. Ik werd aangedaan door de maan. 



29 maart 2024

Aangedaan door de maan
keyboard_arrow_up
menu

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x